De naam Crooswijk komt in de veertiende eeuw voor het eerst naar voren bij een stuk land met een Hofstede. Aan de Rotte staat een buitenplaats met de naam ‘Huys te Krooswijck’. De eeuwen daarna verandert er in de polder nog niet veel. Pas in de achttiende eeuw worden langs de Goudseweg de eerste buitenverblijven met tuinen voor de welgestelden gebouwd. Tot halverwege de negentiende eeuw bleef Crooswijk een polder. Alleen de Goudserijweg en de Crooswijkseweg bestonden al als uitvalswegen van Rotterdam.In 1827 kreeg Crooswijk een impuls door het Koninklijk Besluit uit dat jaar, waarbij het verboden werd om binnen de bebouwde kom de doden te begraven. Het begraven in kerken mocht niet meer. In 1832 besluit het gemeentebestuur om een begraafplaats in Crooswijk aan te leggen. De Boezemsingel en de Crooswijksesingel worden in 1859 aangelegd. Zij vormen een onderdeel van het Waterproject van stadsarchitect Rose. De singels helpen de waterkwaliteit van de stad te verbeteren. Besmettelijke ziekten als cholera werden hiermee uitgebannen. Deze singels zijn ideale plekken om huizen te bouwen. Crooswijk wordt een gebied waar grote bedrijven zich vestigen, zoals de veemarkt (1867), de Heinekenbrouwerij (1873), het abattoir (1883) en de fabriek in suikerwaren van Jamin (1888). Door de komst van de grote bedrijven, ook elders in de stad, komen er veel arbeiders vanuit de provincies Brabant en Zeeland naar Rotterdam. Zij vinden onderdak in de huizen die in de straten rondom de singels gebouwd zijn. Crooswijk groeide uit tot een echte arbeiderswijk met goedkope en slechte woningen. Aan het begin van de twintigste eeuw is Oud Crooswijk vol en begint men met het bebouwen van dat deel van de grond dat nu Nieuw Crooswijk heet.Van beide gebieden Oud en Nieuw Crooswijk is niet veel oorspronkelijks meer over. Nieuw Crooswijk is grotendeels gesloopt om nieuwe bewoners te trekken. Oud Crooswijk is grondig verbouwd of gerenoveerd. De veemarkt, het abattoir, de Heinekenbrouwerij en de fabriek van Jamin zijn naar elders verplaatst. Op de leeg gekomen grond zijn woningen gebouwd. Algemene
Begraafplaats Rond de oude graven was in de beginjaren weinig plaats voor groen. Later werd het mode om hekwerken rond graven te plaatsen en een treurboom erbij te planten. De eenvoudiger graven werden verborgen achter rechte hagen. Eind 19de eeuw wilden de welgestelden begraven worden in een parkachtige omgeving. De inrichting van de begraafplaats veranderde: van strakke, rechte lijnen naar een romantisch landschappelijke stijl, met gebogen paden en bomen en struiken bijeen gegroepeerd. Bij de uitbreiding van de begraafplaats in 1915 en 1938 is steeds een belangrijke rol voor een landschapsarchitect weggelegd. Zo heeft de tuinarchitect L.A. Springer veel invloed gehad op het groen van de uitbreidingen. Bij de uitbreiding in 1915 verhuisde de hoofdingang naar de Kerkhoflaan.In 1996 is de Algemene Begraafplaats Crooswijk als rijksmonument aangewezen.
Rooms-katholieke begraafplaats St. Laurentius In 1864 kreeg het Bisdom Haarlem de beschikking over buitenplaats Groenendaal in Crooswijk onder voorwaarde dat het terrein ingericht zou worden als katholieke begraafplaats voor alle parochies van Rotterdam. De architect H.J. van den Brink ontwierp de begraafplaats als een Italiaanse dodenakker, een campo santo. In neogotische stijl heeft hij de poortgebouwen en een centraal gelegen kapel ontworpen, die door een rechte laan met elkaar verbonden zijn. Rond de kapel ligt een cirkelvormig pad met de hoofdpaden straalsgewijs daar omheen. Langs de buitenrand is een neoromaanse arcade gebouwd met dubbele grafkelders eronder.In 1999 kreeg de R.K. begraafplaats Crooswijk haar middelste naam ‘St. Laurentius’ terug. Op de begraafplaats bevindt zich een hofje dat dienst doet als laatste rustplaats voor de bisschoppen van Rotterdam. Ook is er een monument waar de in Rotterdam gestorven zeelieden worden herdacht.
De in 1869 gebouwde kapel werd vanwege instortingsgevaar gesloopt in 1963. Op dezelfde plek werd een nieuwe gebouwd, ontworpen door ir. Harry Nefkens, maar deze kapel kreeg ook al snel funderingsproblemen en moest eveneens afgebroken worden. In 2001 kreeg de begraafplaats wederom een nieuwe kapel, toegewijd aan de heilige Maria der Engelen, ontworpen door Francine Houben van het architectenbureau Mecanoo in Delft. Kapel JaminCornelis Jamin overleed in 1907 en werd begraven op de rooms-katholieke begraafplaats. De kapel rond het graf van hem en zijn vrouw (overleden in 1924) bestaat nog en is inmiddels een gerestaureerd monument. Het waterproject van 1854 Water vormde in de eerste helft van de 19e eeuw een groot probleem in Rotterdam. In die tijd had het water in de Rotterdamse grachten en vaarten drie functies: afvoer van regenwater en huishoudelijk afvalwater, stortplaats van afval (o.a. fecaliën, afval van de stallen en slachtafval) en bron van drinkwater. Van waterverversing was er in die tijd niet of nauwelijks sprake. Het water was daarom eigenlijk onbruikbaar voor menselijke en dierlijke consumptie. Water werd niet alleen als drinkwater gebruikt, maar ook door bakkers, brouwers en blekers. De stort van rioolwater en afval leidde tot een enorme stank in de grachten en door het gebruik van dit vervuilde water als drinkwater brak de ziekte cholera regelmatig uit in Rotterdam, zoals in 1832, 1848-1849, 1853-1854, 1859 en 1866-1867. Diverse voorstellen om Rotterdam van schoon water te voorzien, werden bij B & W ingediend, maar met name om financiële redenen werden die niet aangenomen. Pas in 1854 namen B & W het besluit om het zogenaamde ‘Waterproject’ van 1842 ten dele uit te voeren. Het plan is ontworpen door Willem Nicolaas Rose, stadsarchitect van de gemeente Rotterdam in samenwerking met Jan Arent Scholten van het hoogheemraadschap van Schieland. Naast de verversing van water bestond dit project ook uit een aantal andere onderdelen. Rose en Scholten stelden voor om de scheiding tussen de toen bestaande verstedelijkte en de landelijke polderdelen vorm te geven als een groene singel aan weerszijden van de stad met aan het einde van de singels een gemaal. Tevens pleitten zij voor de bouw van twee openbare slachthuizen, zodat ook aan deze vervuiling een halt geroepen kon worden. Vers water werd ingelaten vanuit de Nieuwe Maas. Dit water spoelde door de grachten en vaarten naar het lager gelegen polderniveau en werd via de gemalen weer teruggepompt in de Nieuwe Maas.De singels, waarmee in 1859 was begonnen, werden aangekleed door de landschapsarchitecten Jan David Zocher en zijn zoon Louis Paul Zocher en vormden een aantrekkelijke woonomgeving voor de bovenlaag van de Rotterdamse bevolking. De Crooswijksesingel en de Boezemsingel maakten hier deel van uit. Door het Waterproject verbeterde de kwaliteit van het oppervlaktewater in Rotterdam aanzienlijk en ook de stankoverlast nam af en de openbare gezondheid toe. Het vuilvishuisje, een van de markantste gebouwen in Crooswijk, is in chaletstijl in 1890 aan de Boezemsingel neergezet als gemaal met als taak om vuil uit het verzamelriool te vissen. Zo moest verstopping van de riolering worden voorkomen. Inmiddels staat dit huisje erbij als een klassiek sieraad, om tussen de oprukkende nieuwbouw te herinneren aan vroegere tijden. Op een filmpje op de website www.eencrooswijkervertel.nl zie je hoe waardevol het voor de bewoners van Hoppensteyn is om uitzicht te hebben op zoiets moois dat herinnert aan hoe het was. Sinds april 2010 kunnen de bewoners het ook ‘s avonds goed zien. Door een initiatief van Greet Wijs en een aantal bewoners is het vuilvishuisje nu in de avond verlicht. Veemarkt en abattoirDe vergunning voor het houden van een veemarkt in Rotterdam dateert uit 1299. Tot 1853 werd de veemarkt op de Nieuwemarkt gehouden. Omdat dit nogal wat overlast voor de bevolking gaf, week zij uit naar het Hofplein. In 1867 werd besloten de veemarkt te verplaatsen naar het gebied tussen de Boezemsingel en de Goudse Rijweg. De veemarkten werden elke week op maandag en dinsdag gehouden: op maandag met name voor de schapen en varkens en op dinsdag voor de paarden en koeien. Het grootste gedeelte van het aangevoerde vee was bestemd voor de consumptie en ging na de verkoop naar het openbaar slachthuis (abattoir) aan de Boezemstraat. Dit werd in 1883 gebouwd. Het was voor die tijd een modern gebouw met een laboratorium en grote koelcellen. Het lag achter de Boezemstraat en de Sophiakade. Het abattoir bezorgde veel Crooswijkers werk. In 1981 werd het abattoir in Crooswijk gesloten, nadat al in 1974 de veemarkt verplaatst werd naar de Spaansepolder. Heineken In 1873 heeft de Heinekenbrouwerij zich in Crooswijk gevestigd. Voor veertigduizend gulden kochtzij de grond, waarna in 1874 de bierbrouwerij werd gebouwd. In de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw werd het bedrijf flink uitgebreid. In 1968 verhuisde Heineken naar Zoeterwoude. Alleen het kantoorgebouw, dat op de rijksmonumentenlijst staat, herinnert nog aan deze locatie. Het voormalige brouwhuis heeft plaatsgemaakt voor het huidige pand van de Verenigde Dura Bouwbedrijven, met daarin een exacte kopie van de kopgevel van het brouwhuis, en 279 woningen. De benodigde grondstoffen voor het bier werden via de Rotte aangevoerd. Via een luchtbrug met een jacobsladder werden deze vanuit de schepen naar de voorraadzolders in het brouwhuis getransporteerd. Aan schoon water was geen gebrek, want er was een groot aantal bronnen aanwezig op het terrein. In 1960 konden bewoners, toen het Rotterdamse drinkwater niet drinkbaar bleek te zijn door langdurige vervuiling van de Nieuwe Maas, op doktersrecept, schoon drinkwater halen. Jamin In de oorlog werd een deel van de Jaminfabriek verwoest. Na de oorlog wilde de fabriek verder uitbreiden, maar daar was de gemeente Rotterdam op tegen. De directie van de fabriek ging niet in op het aanbod om naar de Spaansepolder te verhuizen, omdat ze op het standpunt stond dat verhuizing een grote kapitaalsverspilling inhield en vanwege de hoge kosten niet uitvoerbaar zou zijn. Dit leidde tot een groot conflict. In 1955 besluit de directie de fabriek aan de Hugo de Grootstraat af te bouwen en te vertrekken naar Oosterhout. Hiermee verdween helaas ook een groot stuk werkgelegenheid. In 1980 werden de oude fabrieksgebouwen gesloopt om plaats te maken voor woningen. Kerken In Crooswijk stond een aantal imposante kerken die ofwel gesloopt zijn, of een andere bestemming hebben gekregen. Allerheiligste VerlosserkerkDe bouw van de rooms-katholieke Allerheiligste Verlosserkerk aan de Goudse Rijweg startte in 1883 en kostte ongeveer 100.000 gulden. Achter de kerk was het klooster gelegen, dat in 1974 werd gesloten. De laatste plechtige eucharistieviering vond plaats in 1978. De kerk werd in 1978 op de monumentenlijst geplaatst, vanwege de neogotische stijl, en mocht onder geen enkele voorwaarde worden afgebroken. In 1979 brandde de kerk geheel uit, waarbij de torenspits verloren ging. Nu zijn er in de kerk 212 wooneenheden voor studenten en jongeren gevestigd. St. Barbarakerk De rooms-katholieke St. Barbarakerk werd in 1922-1923 aan de Crooswijkseweg en hoek Pijperstraat gebouwd, naar een ontwerp van architect Jos Margrij. Voor die tijd deed een kleine noodkapel vlakbij het kerkhof dienst als parochiekerk. Door afnemend kerkbezoek werd het pand in 1974 aan de gemeente verkocht en is de kerk in 1977 gesloopt. De in 1954 gebouwde parochiewoning op de hoek van de Pijperstraat bleef staan. Op het vrijgekomen terrein legde pastoor Van Wijk de eerste steen voor een nieuwe, kleinere, kerk voor de parochie van de Allerheiligste Verlosser en de Heilige Barbara, die in 1980 werd ingewijd. De kerk was nauwelijks zichtbaar omdat deze tussen de parochiewoning en wijkgebouw De Tamboer lag.Wederom door teruglopend kerkbezoek in de parochie van de Allerheiligste Verlosser en de Heilige Barbara besloot het Bisdom Rotterdam in 2006 om deze parochie te laten fuseren met de Hildegardis en Antoniuskerk in het Oude Noorden en de kerk aan de eredienst te onttrekken en te sluiten als gebedshuis. De Koninginnekerk komt nooit meer terug Kort na 1900 begon men met de bouw van de Nederlands hervormde Koningin Wilhelminakerk, kortweg de Koninginnekerk genaamd. De kerk werd in Jugendstil opgetrokken en in 1907 ingewijd. De kerk was uitgevoerd in kleurige waalsteenklinkers en bekroond met twee groen geoxideerde koperen koepels, die tot in de verre omtrek te zien waren. In de oostelijke toren was een klok aangebracht. In de westelijke toren, aan de zijde van de Boezemsingel, werd in 1908 een luidklok opgehangen. De bouwkosten bedroegen indertijd rond de 500.000 gulden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden, nadat muziekcentrum De Doelen door het bombardement in mei 1940 verwoest was, in de Koninginnekerk uitvoeringen gegeven door het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Op 14 januari 1970 meldden de Gecommitteerden tot Zaken der Hervormde Gemeente te Rotterdam aan B & W dat de onderhoudskosten niet meer door de hervormde Kerk opgebracht konden worden. De kerk werd aan de gemeente Rotterdam te koop aangeboden. Op 28 juli van dat jaar besluiten B & W niet op dit aanbod in te gaan en adviseren de Hervormde Gemeente de grond voor bebouwingsmogelijkheden beschikbaar te stellen. Na een openbare inschrijving meldt de stichting bejaardenhuisvesting Rotterdam zich met de bedoeling op de plek van de kerk een bejaardenhuis te bouwen. Op 16 februari 1971 verzoekt het Convent van kerken om de Koninginnekerk op de Rijks- of Gemeentemonumentenlijst te plaatsen. Dit verzoek wordt door de Gemeenteraadscommissie voor Stadsontwikkeling afgewezen. Een belangrijke reden om haar niet op de Rijksmonumentenlijst te plaatsen was gebrek aan financiële zekerheid en aan een passende bestemming voor de kerk. Daarnaast kon de gemeente Rotterdam op korte termijn geen andere locatie aan de stichting bejaardenhuisvesting ter beschikking stellen. Op 31 december 1971 werd de Koninginnekerk gesloten en op 13 januari 1972 met de sloop begonnen. De kerk verleende aan 1.700 mensen een plaats. StadsvernieuwingKort na 1860 werden op de linkeroever van de Rotte de eerste (zij-)straten aangelegd.,Door de grote vraag naar woningen en door grondspeculaties werden de woningen dicht op elkaar gebouwd. In het begin van de vorige eeuw trokken veel mensen uit Brabant en Zeeland naar Rotterdam voor werk. Zij vonden o.a. in Crooswijk een onderkomen. In de crisisjaren van de vorige eeuw nam het verzet tegen de slechte woningen, het achterstallig onderhoud en de hoge huren toe, wat in 1934 uitmondde in de algemene huurstaking. In de Tweede Wereldoorlog bleef Crooswijk gespaard bij het bombardement van 1940. Bewoners uit de gebombardeerde straten elders in de stad – meer dan 2.000 mensen – trokken naar Crooswijk om bij familie en kennissen te worden ondergebracht. Na de Tweede Wereldoorlog werd er in de stad hard gewerkt aan de wederopbouw en er werden overal nieuwe huizen gebouwd. Echter Crooswijk verpauperde in de jaren na de oorlog tot een achterbuurt omdat er geen prioriteit aan de verbetering van de slechte woningen werd gegeven, vanuit de achterliggende gedachte dat men al blij mocht zijn dat men een dak boven zijn hoofd had. De omstandigheden waren ronduit slecht. Met meerdere gezinnen leefde men in één kamer, soms wel met tien man op één kamer. De kamers waren vochtig en werden slechts afgescheiden door een gordijn. Privacy was iets wat men daar in die tijd niet kende. Sanering In de jaren vijftig werd er gesproken over sanering van oude wijken zoals Crooswijk en Rubroek. Sanering in die tijd wilde zeggen: met de grond gelijk maken. Waar de bewoners naartoe moesten was onduidelijk. In 1969 ontstonden de eerste protesten tegen het ontbreken van een visie op de leefbaarheid van de stad. In 1973 kwam de gemeente met de Verordening organisatie stadsvernieuwing, waarin onder andere de betrokkenheid van de bewoners bij de stadsvernieuwing, dit wil zeggen sloop, nieuwbouw en renovatie, werd geregeld. Rotterdam zette een andere koers uit rond stedenbouw en stadsvernieuwing. In plaats van een grootschalige stad met brede invalswegen en slaapsteden er omheen, koos men er voor om het oude stadskarakter te bewaren en te verbeteren. De plannen om de Rotte en de Boezem te dempen en op de Rotte een vierbaanssnelweg aan te leggen, tot in het hart van de stad plus hoge woon- en kantoorbebouwing ter linker- en rechterzijde, werden afgeblazen. Men wilde geen onbewoonbare binnenstad, maar een woonstad tot in het centrum. De Rotte werd tot groene ader uitgeroepen waar langs sociale woningbouw met veel groen werd neergezet. Woningverbetering Veel woningen in oude stadswijken waren in particuliere handen. De eigenaren waren niet in staat of hadden geen geld om de woningen op te knappen. Malafide eigenaren lieten hun huizen verpauperen met als gevolg dat veel bewoners de huurverhoging weigerden te betalen. Het particuliere huizenbezit stond grootscheepse opknapbeurten in de weg. Hele wijken en buurten verkrotten op deze manier. Zodoende kwam de stadsvernieuwing als een collectieve taak in handen van de gemeente. Door aankoop van rond de 20.000 huizen kreeg zij het versnipperde particuliere huizenbezit in handen. Hierdoor ontstond de mogelijkheid om gericht beleid te voeren; grootschalig achterstallig onderhoud en sloop van de niet meer op te knappen panden. Om te voorkomen dat er na de renovatie en de nieuwbouw te hoge huren kwamen die de Crooswijkse bevolking niet zou kunnen betalen, werd begin jaren zeventig het Komitee Huurdersbelangen opgericht. Een van de grote voorvechters hiervan was Jan Schot. Vanaf het begin kwam hij op voor de mensen met de zwakste schouders. Een groep mensen die volgens zijn zeggen ook goed moet kunnen leven, zonder schulden te maken. Belangrijke eisen van het Komitee Huurdersbelangen waren; bouwen voor de buurt en betaalbare huren. 85% van de nieuwe woningen zou voor de wijkbewoners bestemd moeten zijn en de overige 15% voor urgente gevallen buiten de wijk. Men stelde dat de huurprijs niet hoger moest zijn dan 10% van het netto inkomen. Deze eis was niet haalbaar, uiteindelijk kwam de huurprijs op 17% van het inkomen te liggen. Via de individuele huursubsidie zou voor de laagste inkomens wel een huurquota van 10% gelden. De afgelopen jaren is er veel in Crooswijk veranderd. Er heeft sloop, renovatie en nieuwbouw plaatsgevonden. Het radicaalst is dat de laatste jaren in Nieuw Crooswijk gebeurd. In opdracht van de Ontwikkelingscombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC[1]) is een masterplan door stedenbouwkundig adviesbureau West8 ontwikkeld. De herstructurering van Nieuw Crooswijk is volgens het plan ondermeer noodzakelijk omdat veel van de huidige woningen te klein en in slechte staat zijn. Er is sprake van een eenzijdig woonbestand met voornamelijk huurwoningen. De straten zijn te nauw en er is te weinig groen. Daarnaast is er een hoge werkloosheid en zijn er klachten over onveiligheid en overlast. Nieuw Crooswijk heeft volgens het masterplan een eenzijdig woonmilieu dat weinig aantrekkelijk is voor mensen die wat meer te besteden hebben. Een wooncarrière binnen de wijk is niet goed mogelijk waardoor mensen die het beter krijgen vaak wegtrekken. De insteek is om meer mensen uit hogere inkomenscategorieën van buitenaf aan te trekken en om sociaal mobiele bewoners binnen de wijk de mogelijkheid te bieden om een betere c.q. duurdere woning te betrekken. Nieuw Crooswijk is in de toekomst met name een woonwijk voor de midden- en hogere klasse.
|